Het kost je ongeveer 2 minuten om dit artikel te lezen

Weet je nog? Toen iedereen eind jaren ’90 ineens een website wilde… Je plakte .com achter je bedrijfsnaam, drukte een paar HTML-pagina’s in elkaar en daar ging de waarde van je bedrijf: de lucht in. Dat ging een paar jaar goed totdat de Dot-com bubble aan het begin van de 21e eeuw uit elkaar spatte. Met de inzet van sociale media binnen bedrijven lijkt nu precies hetzelfde te gebeuren. De gevolgen zijn volgens mij alleen veel desastreuzer.

De technologische ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben ervoor gezorgd dat inmiddels bijna 2,5 miljard mensen (dat is meer dan 1/3e van de wereldbevolking) toegang hebben tot het internet. Dit internet ziet er alleen heel anders uit dan voor de Dot-com bubble. Het internet is op dit moment veel socialer.

Sociale media, oftewel internetapplicaties die het creëren en uitwisselen van user generated content faciliteren, worden volop gebruikt. Kijk maar naar de  1 miljard mensen met een Facebook account, de meer dan 4 miljoen artikelen op de Engelse versie van Wikipedia en de 60 uur video die iedere minuut wordt geüpload naar YouTube.

Als je verder kijkt dan deze applicaties – en Dion Hinchcliff en Peter Kim doen dat – dan zie je een aantal maatschappelijke en economische veranderingen. De grondstoffen die in de 20e eeuw nog in overvloed beschikbaar waren, raken op. Het werk wordt steeds specialistischer en daardoor is het steeds moeilijker om aan de juiste mensen te komen. De waarde verschuift van transacties naar relaties. De core business en het aanbod van bedrijven verandert. De consument wordt ook producent en er is informatie (data) in overvloed.

Deze redenen hebben een enorme impact op de wereldwijde markt en daarom zullen bedrijven – willen ze geld blijven verdienen om te blijven bestaan – wel moeten veranderen. Ze zullen een omslag moeten maken van een 20e eeuws instituut naar een een 21e eeuwse netwerkorganisatie of social business.

Hoewel veel organisaties op dit moment roepen “Ja! Social media, daar moeten we iets mee.” twijfel ik er wel eens aan, of ze de genoemde omslag echt willen maken. Waarom?

Voor veel bedrijven is de noodzaak tot verandering op dit moment nog niet groot genoeg. Het gaat weliswaar wat minder dan voor de crisis, maar er wordt nog steeds genoeg geld verdiend. Vaak hebben ze ook vrij diepe zakken, dus ze zullen niet van de ene op de andere dag verdwijnen. Maar terwijl dit soort logge instituten denken “het zal zo’n vaart wel niet lopen” worden ze – zonder het zelf in de gaten te hebben – ingehaald door allerlei flexibele organisaties, die misschien niet altijd de juiste richting op rennen, maar wendbaar genoeg zijn om snel te veranderen als dat nodig is.

Alles wordt steeds transparanter en dat biedt bijvoorbeeld als voordeel dat iemand die iets koopt, veel beter weet wat dit product of deze dienst waard is. Sommige bedrijven zijn echter helemaal niet gebaat bij dit soort openheid. In een transparante netwerkorganisatie is kennis en kunde veel beter toegankelijk. Schimmige zaakjes worden echter ook sneller zichtbaar.

De laatste reden waardoor ik denk dat organisaties de boot zullen missen, heeft te maken met het gebrek aan social skills bij haar medewerkers. De medewerkers zijn aangenomen op hun gedegen vakkennis en niet op hun uitstekende sociale vaardigheden. Dat was geen enkel probleem in het 20e eeuwse instituut, maar in de 21e eeuwse netwerkorganisatie is iedere medewerker het gezicht van het bedrijf. Bedrijven moeten menselijk worden en mensen zijn in de basis sociaal.

Organisaties die de genoemde omslag niet maken, zullen hoogstwaarschijnlijk ophouden te bestaan. De Dot-com bubble duurde nog geen vijf jaar. Als je over een social bubble wilt spreken, zou het zomaar kunnen dat een aantal grote bedrijven voor 2016 uit elkaar spatten.

Uitgelichte afbeelding: Jochem Koole, licentie: CC BY